Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

Avil Van Wiele  

boeren in de vorige eeuw

 

Avil

Van Wiele

Boeren is vandaag niet meer simpel. Om rendabel te zijn moet je een grote veestapel hebben, serieus wat land hebben en een hoop machines om dat te bewerken. Dat vraagt een serieuze kapitaalsinvestering en heel wat boeren hebben dan ook leningen lopen om u tegen te zeggen. Sommigen onder hen zien echt zwarte sneeuw ondanks het hard labeur. Ooit was het anders.
Onze Mens van bij Ons, Avil Van Wiele, heeft heel zijn leven geboerd op zijn manier. Een manier die in de eenentwintigste eeuw echt niet meer leefbaar is. En als ik zijn verhaal hoor, lijkt de vorige eeuw de prehistorie. Of hoe snel alles ook evolueert.

Avil is er in november 87 geworden. 30 november 1928, zegt hij, dan ben ik geboren in de Kafhoek. De Kafhoek is dat driehoekje aan het einde van de Langestraat.

Zijn vader was Hypoliet Van Wiele, zijn moeder Honorine De Mey. Toen ze trouwden, zijn ze ingetrokken bij de moeder van mijn vader in de Langestraat. Daar ben ik ook geboren. Avil is de oudste van 8: Avil (1928), Jozef (1930), André (1931), Jules (1932), Marie-Louise (1935), Clemens (1938), Ivonne (1940) en Frans (1944).

Vader Hypoliet was zoals veel Zelenaars een kleine boer met vier-vijf koeien. Je kon er van leven, bekent Avil, maar mijn moeder heeft het voor de oorlog niet gemakkelijk gehad met haar zeven kinderen. Ze was blij dat ze eten had voor haar kroost.

 

Nee, zegt Avil resoluut, veel overschot hadden we niet in mijn jeugd. Mijn vader was nen brave mens, maar af en toe bleef hij wel eens plakken en moesten wij zorgen dat onze beesten eten hadden.

Na de bewaarschool op ’t dorp moest ik naar de gemeenteschool, vervolgt Avil, omdat mijn moeder een oud buurmeisje was van meester Oscar De Decker. Over die tijd weet Avil niet zo veel meer. Ik heb maar tot mijn 13,5 jaar naar school geweest, toen moest ik thuisblijven. Ik was de oudste en op een boerenhof konden ze altijd een man meer gebruiken. ‘k Heb me dat nooit beklaagd, zegt Avil, want ik werkte graag. Met het paard werken, dat was echt mijn ding. Ik was, denk ik, nog maar zestien toen ik met onze merrie naar Sint-Gillis-Dendermonde reed bij de hengst om haar te laten dekken. Heel mijn leven heb ik trouwens met het paard gewerkt, dat was mijn lang leven.

Avil bij zijn plechtige communie   Het gezin Van Wiele in 1945
Avil bij zijn plechtige communie in 1940
 

Het gezin Van Wiele in 1945
Vooraan: Marie-Louise, vader Hypoliet, Frans, grootmoeder Maria D'heer,
Clemens, Ivonne en moeder Honorine De Mey.
Achteraan: Jozef, Jules, Avil en André

In de oorlog, in 1941, zijn we verhuisd naar de boerderij op Veldeken, recht tegenover de Langestraat, gaat Avil verder. Die had mijn vader gekocht. Ik denk dat we toen zeven koeien hadden. Die oorlogsjaren… Avil ziet nog de jongens vertrekken die op de vlucht moesten naar Frankrijk, hij herinnert zich nog goed de vliegende bommen en de heilige schrik die de mensen hadden voor die tuigen, hij herinnert zich nog de smokkelaars en de boeren die in het zwart een varken slachtten… Smokkelen of een varken slachten, dat durfde mijn vader niet daarvoor was hij veel te schou  

.Toch hebben we in de oorlog niets te kort gehad. Dat was wel anders bij sommige jongens in mijn klas.

In het laatste oorlogsjaar werd onze Frans geboren, ik weet het nog goed. Ons vader kwam boven en zei ons: “We hebben ons nog een klein jongetje gekocht.” Ik was zestien jaar en of ge mij gelooft of niet, ik wist van toeten of blazen. Seksuele voorlichting, dat was een woord dat nog moest uitgevonden worden.

Beeld van de Vredesstoet   Avil in de Vredesstoet

Vredesstoet 1945
Op 22 juli 1945 wordt er naar aanleiding van de eerste nationale feestdag na de bevrijding een Vredesstoet gehouden.
De Boerenjeugd vormt met paarden een V in de stoet. Je ziet Avil met hun paard vooraan in de groep. Schone van dienst is Margriet Herwege
.

Ondanks zijn jeugdige onwetendheid is Avil toch getrouwd. Al 58 jaar deelt hij lief en leed met Alphonsine De Vleeschouwer.

Ik ken mijn vrouw al van toen ik klein was, zegt Avil, zij was mijn overbuurmeisje. Ge kunt dat kinderliefde noemen. Ik heb nooit een ander lief gehad. Er was maar één probleem: zij had heel strenge ouders en ze mocht nooit van den hof. Als we elkaar al eens zagen en we stonden wat te klappen, was er wel altijd een of andere boer die ons gezien had en het plezant vond om dat te gaan overbrieven. Mijn vrouw kreeg dan onder haar voeten, want eigenlijk was ik niet goed genoeg in de ogen van mijn schoonouders.

Het heeft geduurd tot ze 21 was en op een kermis is onze verkering begonnen. Vier jaar later zijn we dan getrouwd, in 1957. ’t Was een schone trouwfeest. Lea Merckx en Jeanne D’hollander kwamen koken en dat was ne schone menu, herinnert Avil zich.

  Ik ben altijd een devurig manneke geweest, gaat Avil verder. Als ik een frank kon bijverdienen, was ik er als de kippen bij. Zo ben ik veel bij Sooi Vrijdaghs gaan werken. Sooi had een bedrijfje op Veldeken naast Tille Machaar. Hij produceerde daar matrassen- en zetelvulsel, krij noemden we dat. Dat was een plant uit Afrika die in Antwerpen met het schip toekwam. Met een machine werd die plant ontrafeld zodat je een goede vulling had voor zetels en matrassen. Proper werk was dat niet, zegt Avil, maar ik verdiende er een schone cens in ’t zwart. Ook bij Leon Christiaens heb ik veel in ’t vlas gewerkt. Al wat ik verdiende, kwam op mijn spaarboekske en toen ik trouwde, had ik genoeg geld om mijn stal te bouwen op het einde van de Langestraat. We hebben toen 250 000 frank (6250 euro) geleend voor ons huis. Meuleneirs hebben ons huis gezet, onzen André was metserdiender en mijn vrouw heeft alle stenen aangebracht. Toen we trouwden konden we onmiddellijk in ons eigen huis en we wonen er nu al 58 jaar. Op zeven jaar tijd was ons huis afbetaald en daarenboven hadden we ook nog een akker gekocht.
Huwelijksfoto van Avil en Alphonsine   Menukaart   Gezin Van Wiele in 1957
Huwelijksfoto van Avil en Alphonsine
augustus 1957
 
Voor mensen
die goed kunnen eten!
 
Het gezin Van Wiele in 1957
V.l.n.r.: Avil, Marie-Louise, Jules, vader Hypoliet, Frans, André,
moeder Honorine De Mey, Jozef, Ivonne en Clemens

We zijn begonnen met zes koeien. Twee had ik er meegekregen van thuis en mijn vrouw bracht er vier mee. Heel ons leven hebben we onze koeien met de hand gemolken, gaat Avil verder. Mijn vrouw kon niet melken toen we trouwden, maar ze heeft dat snel geleerd. Ons maximum was 14 koeien, maar dat was echt op het nippertje want meer konden we er niet voederen.

Naast mijn werk op de boerderij heb ik meer dan twintig jaar de melk van Veldeken opgehaald. Iedere morgen deed ik mijn toer en bracht de melkkannen naar melkerij De Rode Molen in de Vanhesedreef.

 

Dat was extra werk, maar daar verdiende ik een aardige cent mee, vertelt Avil.

In 1974 is dat gestopt. Toen vond men dat niet meer hygiënisch genoeg en moest elke boerderij een koeltank hebben. Een tankwagen haalde sindsdien de melk op. Op onze akkers verbouwden we bieten, rapen, aardappelen en graan. In het begin had ik wat klanten in het dorp die ieder jaar patatten bestelden, maar daarna mocht ik dat niet meer combineren met mijn melkronde en ben ik ermee gestopt. Toen we pas getrouwd waren hebben we nog enkele jaren varkens gehouden, maar mijn vrouw had het niet zo begrepen op die beesten.

Avil aan het ploegen met zijn paard  

In de jaren zeventig-tachtig heb ik naast mijn werk op de boerderij in de winter ook nog gewerkt aan de dijkwerken in Moerzeke-Kastel, in Tielrode…, vervolgt Avil, en later heb ik vier jaar op travou gewerkt. Die dijkwerken waren soms dringend, herinnert Avil zich, ik heb zo eens drie weken aan een stuk zon- en weekdag gewerkt omdat er vrees was dat de dijk het zou begeven. Ik deed dat werk graag en mijn vrouw met mijn schoonvader deden dan de boerderij. Begin jaren tachtig ben ik daar mee opgehouden en in 1988 zijn we gestopt met melken en ben ik als boer met pensioen gegaan.

1985 was voor Avil een jaar dat hij nooit zal vergeten. Heel zijn leven had hij met het paard gewerkt. Over paarden kan Avil uren praten en werken met een paard vond hij gewoonweg zalig. Op een dag dat jaar lag zijn paard dood in de wei en die dag werd er voor hem een hoofdstuk afgesloten.

Cris zijn jongste zoon had het meer begrepen op een tractor en dus kwam er een tractor op den hof. Toch blijft hij in zijn hart een paardeman en in de living hangt een grote foto waarop hij glunderend aan het ploegen is met zijn paard.

Ook al was hij met pensioen, Avil deed dapper verder. Zijn zoon Cris had van hem de liefde voor de boerenstiel geërfd en dus deden ze samen verder met rundvee. Cris heeft jarenlang in een drukkerij gewerkt en moest dus alles voor en na het werk doen. Lange tijd stak Avil dus een handje toe waar hij kon, maar met de jaren is dat stilletjesaan verminderd. Toch blijft hij een boer in hart en nieren en in de stal staat een zetel waar hij regelmatig gaat rusten en mijmeren over die schone boerenstiel.

Avil heeft in zijn leven hard, heel hard gewerkt, maar de boog stond niet altijd gespannen. In zijn jeugd was hij een fervent kaatser. Toen hij getrouwd was ging hij op zondag als het werk erop zat, met zijn vrouw dansen in de Dierentuin of bij de Amerikaan in Lokeren of soms op de Donk. Maar zijn ziel heeft Avil verloren aan het kaarten. Jarenlang ging hij naar iedere prijskaarting in Zele. Bieden en jassen was voor hem een echte ontspanning. In zijn latere jaren heeft hij door zijn broers Jozef en Clemens ook nog leren belotten, een spel dat vooral in Berlare en Aalst gespeeld wordt. Iedere maandag trok hij jarenlang naar ‘Bij de Westvlaming’, een boerderij annex café in the middle of nowhere in Berlare om daar te belotten.

Avil en Alphonsine hebben drie kinderen: Greta (1958), Herman (1960) en Cris (1967). Ook hebben ze drie kleinkinderen: Sofie, Gert en Wouter. Sofie zorgde ook al voor een achterkleinzoon Naut en Gert gaat in mei 2016 tekenen voor een achterkleindochter. Met een zekere fierheid toont hij een foto van de jongste spruit. De twee oudsten zakken regelmatig af naar het ouderlijk huis en Cris is nog vrijgezel en woont nog thuis. Naast al het werk op de boerderij zorgt hij voor zijn ouders en dat is iets wat beiden heel erg appreciëren. Avil is er nu 87, zijn vrouw 83. Twee jaar geleden viel Avil van de trap met het gevolg dat hij nu iets minder mobiel is en zijn vrouw kreeg na een val een nieuwe heup. Maar voor de rest, zijn we gezond, zegt Avil. Als we soms eens durven zagen tegen de verpleegster die alle dagen langs komt, zegt die resoluut: “Jullie mogen niet klagen. Rij maar eens mee met mij, dan zal je eens zien wat miserie is”. Al bij al mogen we dus niet klagen, zegt Avil, en het belangrijkste is dat we nog samen zijn. Als ’t God belieft mogen we in 2017 ons diamanten huwelijksjubileum vieren.

  Avil aan het kaarten
Avil en zijn vrouw met hun achterkleinzoon   Foto van het gezin bij hun gouden huwelijksjubileum

 

En hoe kijk je terug op dat alles, vraag ik hem tot slot. O, antwoordt Avil, ik ben content. We hebben in ons leven nijg gewerkt en alles wat we hebben, is niet gestolen, dat hebben we met onze twee handen verdiend. ’t Was natuurlijk niet allemaal rozengeur en maneschijn, bekent Avil, de jaren dertig waren niet mijn mooiste jaren, we hebben ons part in de miserie gekend, maar daar zwijg ik liever over. Ook het feit dat onze André uit het leven gestapt is, heeft me sterk aangegrepen. Maar al bij al ben ik tevreden en ik hoop dat we er samen nog wat jaren mogen bij doen.

Ik neem afscheid van Avil, een man die over akkers kan vertellen zoals anderen over een schoon vrouw. Boeren in de vorige eeuw is niet meer te vergelijken met wat het nu is. Wat was, is geweest en komt nooit meer terug ofte het heimwee naar een tijd toen alles nog veel simpeler was.

Bedankt, Avil, voor onzen babbel en het Duvelke!

Mark De Block
14-XII-2015

 

Avil in de stal met een koe